Page images
PDF
EPUB

le chevalier Éd. Descamps, G. Monchamp, P. Thomas, Ern. Discailles, Ch. Duvivier, V. Brants, Polydore de Paepe, A. Beernaert, Ch. De Smedt, A. Willems, membres; J.-C. Vollgraff, associé; J. Leclercq, H. Pirenne, E. Gossart, E. Nys, D. Mercier, J. Lameere, A. Rolin et M. Vauthier, correspondants.

M. Charles Tardieu, membre de la Classe des beauxarts, assiste à la séance.

M. Ferd. vander Haeghen motive par écrit son absence.

M. le Directeur, en ouvrant la séance, se fait un honneur, dit-il, d'annoncer à la Classe la naissance du Prince Léopold, fils de LL. AA. RR. Mr le Prince et Mme la Princesse Albert de Belgique.

L'Académie tout entière, ajoute-t-il, s'associera au bonheur de la Famille Royale.

Une lettre collective de félicitations des trois Classes sera adressée au Roi, protecteur de l'Académie.

CORRESPONDANCE.

M. le Secrétaire perpétuel ainsi que M. Hubert Sleeckx remercient pour les condoléances qui leur ont été exprimées au nom de la Classe.

La Classe remercie M. Fredericq au sujet du discours qu'il a prononcé aux funérailles de M. Dominique Sleeckx.

Elle en décide l'impression au Bulletin.

Une décision semblable est prise à l'égard du rapport présenté à la Classe au nom du jury du concours pour le prix Émile de Laveleye (première période), par M. Ernest Mahaim, professeur à l'Université de Liége, membre du jury, rapporteur.

M. le Ministre de l'Industrie et du Travail envoie, pour la bibliothèque de l'Académie, un exemplaire de l'Annuaire de la législation du travail, 1900. - Remerciements.

-

M. le Ministre de l'Intérieur et de l'Instruction publique transmet un exemplaire de l'ouvrage de Guido Gezelle Rijmsnoer om en om het jaar, IV. Remercie

ments.

Hommages d'ouvrages :

Le neuvième cinquantenaire de l'Université de Glasgow. Souvenir d'une mission universitaire en Écosse; par le comte Goblet d'Alviella;

Bibliographie des ouvrages arabes ou relatifs aux Arabes publiés dans l'Europe chrétienne de 1810 à 1885 V. Les mille et une nuits (2° partie); par V. Chauvin (présenté par M. Stecher, avec une note qui figure ci-après);

Essai sur le système économique des primitifs d'après les populations de l'État indépendant du Congo; par Albert Thonnar (présenté par M. Pirenne, avec une note qui figure ci-après);

L'Office international de législation du travail et la Conférence de Bále (27-28 septembre 1901); par Victor Brants (avec une note de l'auteur qui figure ci-après);

De la récidive et de l'administration de la justice répressive; discours à l'audience solennelle de la Cour de cassa

tion, le 1er octobre 1901; par L. Mélot, procureur général;

Des crimes de lèse-majesté; discours à l'audience solennelle de la Cour d'appel de Liége, le 1er octobre 1901; par Alfred Faider, procureur général;

Un siècle de droit pénal; discours à l'audience solennelle de la Cour d'appel de Bruxelles, le 1er octobre 1901; par G. Terlinden, procureur général;

Siège d'Ostende. Documents inédits concernant l'occupation de la ville d'Ostende par les troupes des ProvincesUnies, etc.; par Éd. Vlietinck;

Vers une aube, poésie; par Émile Lecomte;

Geschiedenis der voormalige heerlijkheid Vlijlingen; par W. Simenon;

Deux lettres de Bory de Saint-Vincent; par Fernand Donnet.

[blocks in formation]

Discours prononcé aux funérailles de D. Sleeckx, membre titulaire de la Classe des lettres et des sciences morales et politiques; par M. Paul Fredericq, directeur de la Classe.

MIJNHEEREN,

Namens de Koninklijke Academie van België breng ik hier eene laatste hulde aan den Nestor der Zuid-Nederlandsche schrijvers, die tevens de ouderdomsdeken was van onze Klasse der Letteren.

Sleeckx behoorde immers tot het allereerste geslacht der Vlaamsche Beweging. David werd geboren in 1801, Prudens van Duyse in 1804, Ledeganck, Rens en Serrure in 1805, Snellaert in 1806, Dautzenberg in 1808, Blommaert in 1809, Theodoor van Rijswijck en Mevrouw Courtmans in 1811, Hendrik Conscience in 1812, de Saint-Genois in 1813, Jan de Laet in 1815. Drie jaar later, in 1818, zagen in de Scheldestad, Jan van Rijswijck, P. F. van Kerckoven, Em. Rosseels en Domien Sleeckx schier te gelijk het levenslicht; en zoo was de eerste groep strijders en schrijvers volledig, die kort na 1850 de wedergeboorte der letteren in VlaamschBelgië en de ontwaking van het Vlaamsche volk hebben voorbereid en bewerkt onder de leiding van hunnen ouderen aanvoerder Jan Frans Willems.

Reeds vroeg, van omstreeks 1840, stond Slecckx met al die anderen in de bres. Hij bleef er ook de laatste staan, alleen, ongebogen, kaarsrecht, met nog helderen blik, met onverzwakte geestvermogens tot na zijn tachtigsten verjaardag, toen eensklaps de ziekte, die hem knakte, aan zijn onverpoosd zwoegen voor taal, letteren, kunst en volksbeschaving zoo onverbiddelijk een einde kwam stellen.

Zelden was een menschenleven zoo werkzaam als het zijne.

Wanneer hij de banken van het Koninklijk Athenaeum van Antwerpen verliet, was hij eerst kantoorklerk en weldra onderwijzer. Dan ging hij over tot de pers en verbond zich aan de redactie van Vlaemsch Belgie, het eerste Vlaamschgezind dagblad, dat in 1844 te Brussel werd gesticht en het, ook onder den gewijzigden titel van De Vlaemsche Belgen, slechts anderhalf jaar kon uit

houden (1). De tijden waren nog niet rijp voor een zuiver Vlaamschgezind blad.

Na den val van dit flaminganten-orgaan vinden wij Sleeckx beurtelings in de redactie van enkele der belangrijkste dagbladen van de hoofdstad en van Antwer

pen.

Doch in October 1861 verliet hij het rumoerig en afmattend journalisten beroep om tot het onderwijs over te gaan. Hij werd alsdan in de Staatsnormaalschool van Lier aangesteld tot leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde, als opvolger van Jan Van Beers. Daar volgde hij schitterend de voetstappen van zijnen beroemden voorganger en hij kweekte er op zijne beurt een leger van overtuigde Vlaamschgezinde volksbeschavers aan, die tevens zijne vrienden waren. Zijne Liersche leerlingen noemden hem « vader Sleeckx » en voelden voor hem eene kinderlijke vereering. Die naam werd hem onder zijne jongere tijdgenooten weldra algemeen gegeven en is hem bijgebleven wegens zijne vaderlijke gemoedelijkheid in den omgang met de jongeren.

Ondertusschen had hij zich eene voorname plaats onder onze beste prozaschrijvers verworven. Zijne tooneelstukken, novellen en romans volgden elkander talrijk op en getuigden van eene gansch nieuwe opvatting op letterkundig gebied; want na Conscience's romantisch idealisme voerde hij het realisme in onze Zuid-Nederlandsche letteren in.

(1) Vlaemsch Belgie verscheen zesmaal in de week van 1 Januari tot 22 November 1844 (277 nummers) met Jan de Lact als hoofdopsteller. Den volgenden dag verscheen het onder den titel van De Vlaemsche Belgen tot 30 Juni 1845, zevenmaal in de week sedert Januari 1845 (208 nummers).

« PreviousContinue »