Ten eind het geheim is bevat, Willen z n reek'ning door gronden, 150 At last this fecret is explor'd: 150 68 66 EULOGY, dedicated to the very zealous Profeffor of Languages, BALDWIN JANSON, on his Grammatical Rules and Beauties of "the Dutch Language, in 1772. 6. WY laaten die 't begeert op zulke schryvers roemen, Die hunne werken dus oppronken met veel bloemen, Ontleent uit ander 'tuins; dat zyn, die onze taal Ontluift'ren zonder nood; dewyl hun herfzen schaal, En brein te grof is om de fchoonheid t'overweegen Der ryk' hollandfche taal, of veel meer zyn geneegen Om haar te meng'len met wat fransch of flegt latyn, Hun ftreelende hier door geleerd en wys te zyn. De waarheid toont ons aan, met onzydige reden, Dat meefter Janfon's werk doorzaait met fchoonigheden En regels onzer taal, zoo nut als noodig is In't ligt brengt 't noodigfte om de leerzugtige grondig En regelwys ons taal, zoo duidelyk als bondig, Van 't flegt en oud gebruik; maar die zoo waardig g'agt, Dat Dat hy met deeze gaaf heeft aan den dag gebragt, ten toone, Zoo leevende, dat het des kenders oog bekoord, Dat zy veel ryker is in woorden als 't latyn, zyn, Die haar, nu lings, dan regts, doodpriemen in hun schriften, ६ Het zy met voordagt, of om dat in hun de driften En gaaven der natuur niet werken op iet, dat Voor wetenschap en konft by wyze word gefchat. Doorblaaderd Janfon's werk, het zal u onderrigten, Hoe dat gy fpreeken moet, en wat gy hoeft te zwigten Om't Hollands die ryke taal, van haaren zuiveren glans Niet te berooven. Of zyt gy geneigd tot Frans, vermeeren, Dewyl uw brein verstrekt tot voorbeeld vande jeugd, En ons omcingeld met een' ongemeene vreugd. O redenryken geeft gy doet genoegzaam blyken, Dat uw diepzinnigheid voor niemands hoefd te wyken : Gy mind ons ryke taal als eene tweede wet. Dan Dan zal de faam uw' lof door 't drift der wolken jaagen: Gy hebt den nyd gedempt, het fchendziek hoofd geflaagen Met worden fpits gemaakt op 't aanbeeld van natuur. Gaat voort, beweerd uw werk, den nyd woord door het vuur Van de geregtigheid vernietigd, en haar' paalen Dus ingetoomd, dat zy niet over houd als daalen En ftronkelsteenen, die, vervremd van alle goed, Tot ftraf verftrekken aan die haar in't harte voed. Loofwaarden taalman die zoo wyzelyk en voorzigtig Uw taalryk werk befchreef, om dat veel boeken pligtig Zyn van d'onweetentheid der leerzugtige jeugd. Gy pord ons aan om dit uw t' offeren met vreugd, Te meer, om dat wy zien hoe bondig gy verdedigd, Dat uw en ons gemoed, tog, zonder schuld ontvredigd, En 't tegendeel bewyft, waar door dat gy betoond, Een yver tot de konft, die wel mag zyn beloond. ANTHONY VAN EEK. |