Page images
PDF
EPUB

STELLINGEN.

I.

Souvereiniteit is een samenstel van historische rechten, toekomend aan een individu, òf aan hemzelf, òf als drager der rechten zijner dynastie.

II.

Tusschen privaat- en publiek recht bestaat geen principieel verschil.

[ocr errors]

III.

Onjuist is de definitie van Buys (De Grondwet I, 4):

Het Koningrijk der Nederlanden is de monarchaal geordende souvereine rechtsgemeenschap van het Nederlandsche volk."

IV.

Add. Art. II G. W. is in dien zin naar de letter op te vatten, dat afkondiging van veranderingen in de Grondwet, welke in strijd zijn met bepalingen van op dat

oogenblik geldende wetten, reglementen en besluiten, geen afbreuk doet aan de rechtskracht dier bepalingen, welke laatste eerst achtereenvolgens door andere behooren te worden vervangen.

V.

De rechter mist, tenzij hem die uitdrukkelijk opgedragen zij, de bevoegdheid de Grondwet toe te passen door bepalingen, die overigens rechtskracht hebben, daaraan te toetsen.

VI.

Tusschen autonomie en zelfbestuur van gemeenten ten onzent bestaat een technisch, geen principieel, verschil.

VII.

Eene eventueele reorganisatie van het Nederlandsch politie-wezen behoort niet bij de wet, maar bij een algemeene maatregel van bestuur te geschieden.

VIII.

Eene volkomen scheiding der financiën tusschen het moederland en de koloniën is een eisch des rechts.

IX.

Gezanten zijn van wege de eene overheid bij de andere geaccrediteerd, niet van wege de eene z. g. n. staatsgemeenschap bij de andere.

X.

Het hoofdverschil tusschen een statenbond en een bondsstaat moet gezocht worden in het al of niet voorkomen van een gezantschapsrecht der deelen.

XI.

Kapitaal is alle rijkdom, materieel zoowel als immateriëel, die tot voortbrenging in staat is.

XII.

Terecht heeft de Oranjebond van Orde bij zijne proefneming ten opzichte der Erica-stichting te Apeldoorn aan een erfpachtstelsel de voorkeur gegeven boven een stelsel van eigendom.

XIII.

De opneming van bepalingen omtrent maximum arbeidstijd en minimum-loon in bestekken voor gemeentewerken is in beginsel uit een staathuishoudkundig oogpunt niet af te keuren.

XIV.

Eene successie-belasting verdient uit een staathuishouddig oogpunt afkeuring.

XV.

Onder de beletselen voor het aangaan van een wettig huwelijk dient te worden opgenomen, wat den man betreft,

het genieten van onderstand van eene instelling van weldadigheid of van een gemeentebestuur.

XVI.

Terecht maakt de nieuwe wet op het faillissement in beginsel geen onderscheid tusschen kooplieden en nietkooplieden.

XVII.

De doodstraf dient, naast de levenslange of tijdelijke gevangenisstraf, ingesteld te worden tegen

10 aanslag op het leven van een lid van het Koninklijk Huis of een minister, lid van het Kabinet;

20 moord;

in beide gevallen echter slechts bij betrapping op heeterdaad of bij bekentenis van den beklaagde.

« PreviousContinue »