I know our annual fund's amount.
Why fuch expence? and where's th' account? With wonted arrogance and pride, The Ant in office thus reply'd.
Confider Sirs, were fecrets told, How could the best-fchem'd projects hold? Should we ftate-myfteries difclofe, 'Twould lay us open to our foes, My duty and my well-known zeal. Bid me our prefent fchemes conceal: But, on my honour, all th' expence, Though vaft, was for the fwarm's defence. They pafs'd th' account as fair and just, And voted him implicit trust. Next year again the granary drain'd,
He thus his innocence maintain'd.
Think how our prefent matters ftand, What dangers threat from ev'ry hand; What hofts of turkeys ftroll for food; No farmer's wife but hath her brood. Confider, when invafion's near, Intelligence must cost us dear; And in this ticklish fituation, A fecret told betrays the nation.
But, on my honour, all th' expence,
Though vaft, was for the fwarm's defence.
Again, without examination,
They thank'd his fage adminiftration.
The treasure Spent,
Again in fecret fervice went.
His honour too again was pleg'd To fatisfy the charge alledg'd. When thus the panic shame poffeft, An auditor his friends addreft.
What are we, minifierial tools, We little knaves are greater fools.
Ten eind het geheim is bevat, 'Tis ons bederf dat fchrood den fchat. Want yder graan by ons verteerd, Wel duizend zynen hoop vermeerd. Voor maagfchap, gunsteling en fpien Wel honderd kan hun niet voorzien. Dus voor een giftje voortgebragt, Verraan ons zelf en 't gantfch geflagt; Want al de fchatten groot en klein, Zyn onzen aarbeid in't gemein.
Willen zyn reek'ning door gronden, Den flimmen dief is uit gevonden ; 'T schurk is gevonnift, en zyn' schat, 'T gemeine beft verdeelde dat.
At laft this fecret is explor'd: 'Tis our corruption thins the board. For every grain we touch'd at least A thousand his own heaps increas'd. Then, for his kin and fav'rite fpies, A hundred hardly would fuffice. Thus, for a paltry, Sneaking bribe, We cheat ourselves and all the tribe, For all the magazine contains, Grows from our annual toil and pains. They vote th' account fhall be infpected; The cunning plund'rer is detected: The fraud is fentenc'd: and his board. As due, to public ufe reflor'd.
"EULOGY, dedicated to the very zealous Profeffor of Languages, BALDWIN JANSON, on his Grammatical Rules and Beauties of the Dutch Language, in 1772.
WY laaten die 't begeert op zulke fchryvers roemen, Die hunne werken dus oppronken met veel bloemen, Ontleent uit ander 'tuins; dat zyn, die onze taal Ontluift'ren zonder nood; dewyl hun herfzen fchaal, En brein te grof is om de fchoonheid t'overweegen Der ryk' hollandfche taal, of veel meer zyn geneegen Om haar te meng'len met wat fransch of flegt latyn, Hun ftreelende hier door geleerd en wys te zyn.
De waarheid toont ons aan, met onzydige reden, Dat meefter Janfon's werk doorzaait met fchoonigheden
En regels onzer taal, zoo nut als noodig is
Voor 'talgemein, dewyl hy uit de duisternis, In't ligt brengt 't noodigfte om de leerzugtige grondig
En regelwys ons taal, zoo duidelyk als bondig, Te leeren wel verftaan en spreeken naa de konft; Dat hy den eerften is, die vrouw natura's jonft, In't taal geval niet heeft (zoo veele doen) begraaven Om vriend te weezen niet d'eenvoudige vlaamíche flaaven
Van 't flegt en oud gebruik; maar die zoo waardig g'agt,
Dat hy met deeze gaaf heeft aan den dag gebragt,Het geen in onze taal zoo dienftig is als fchoone: Want 'tgeen begraaven fcheen, ftaat nu voor elk
Zoo leevende, dat het des kenders oog bekoord, En ons gemoed zoo zagt als ftreelende doorboord, Met yver fchigten, die ons noopen om de wegen, Die hy geopend heeft met oeffening vlyt en zegen, Vrymoedig te betreen, dewyl het ons behaagd, Dat hy zyn ruft en tyd ten offer heeft gewaagd, Uit liefde tot de taal, om duidelyk te doen blyken, Dat zy in fchoonheid voor geen taalen hoefd te wyken;
Dat zy veel ryker is in woorden als 't latyn, Of als het grieks en franfch; dat 't groeve geesten
Die haar, nu lings, dan regts, doodpriemen in hun ́ fchriften,
Het zy met voordagt, of om dat in hun de driften En gaaven der natuur niet werken op iet, dat
Voor wetenschap en konft by wyze word gefchat. Doorblaaderd Janfon's werk, het zal u onderrigten, Hoe dat gy fpreeken moet, en wat gy hoeft te zwigten
Om't Hollands die ryke taal, van haaren zuiveren. glans
Niet te berooven. Of zyt gy geneigd tot Frans, Gy kond die regelen ook in dit boekje leeren.
Roemwaarden vriend dit doet, by ons, uw' lof
Dewyl uw brein verftrekt tot voorbeeld vande jeugd, En ons omcingeld met een' ongemeene vreugd..
O redenryken geeft gy doet genoegzaam blyken, Dat uw diepzinnigheid voor niemands hoefd te wyken :
Gy mind ons ryke taal als eene tweede wet. Dat dan 't onkundig oog 't geleerde niet befiet,
« PreviousContinue » |