VERCIER ZEL X. De plaag onder de Beeften. EENE doodelyke ziekte woedede eens tufschen de beesten en zweepte 'er van af wonderbaar getal. Agter dat het eenigen tyd had geduurd zonder tuffchenftand, het was beflooten in eene vergadering van de dieren, een vonnis op hun uit te voeren voor hunne zonden ; en eenen dag was gefteld voor eene algemeine biegte; als zy over een kwaamen, dat dien den welken den grootsten zondaar zoude gescheenen hebben zoude de dood fmaaken, als eene verzoening voor d'andere. Den vos was biegtvader verkoozen voor de geleegentheid; den leeuw met groote edelmoedigheid, ftemde toe van den eerften te weezen, om eene algemeine biegte te fpreeken. Wat my aangaat, zeide hy, ik moet bekennen dat ik eenen fchroomelyken mifdaader hebbe geweeft; ik hebbe veel onnoozele schaapen verflonden in mynen tyd, zelf eens, maar 't was een geval van nootzaakelykheid, ik maakte eene maaltyd van den fchaapherder. Den vos met groot FABLE X. The Plague among the Beasts. A MORTAL diftemper once raged among the Beafts, and fwept away prodigious numbers. After it had continued fome time without abatement, it was concluded in an affembly of the brute creation to be a judgment inflicted upon them for their fins; and a day was appointed for a general confeffion; when it was agreed, that he who appeared to be the greatest finner, fhould fuffer death as an atonement for the rest. The Fox was appointed Father Confeffor upon the occafion; and the Lion, with great generosity condefcended to be the first in making public confeffion. For my part, fail be, I must aren I have been an enormous offender; Ι I have killed many innocent Sheep in my time, nay once, but that was a cafe of neceffity, I made a meal of the fhepherd. The Fox, with much gravity, acknowledged that thefe in any other but the king would have been inexpiable crimes; but that 20018 bis groot gezag, bekende dat dit in iemand anders dan in den koning een onverzoenlyk misdaad zoud geweft hebben, tog, dat den vorst zekerlyk een regt had op een weinig dwaaze fchaapen, en zelf tot den fchaapherder ook, in geval van noodzaakelykheid. Het oordeel vanden vos was toegejuigd by al de opperhoofden vande wilde dieren; den tyger, leopard, en wolf maakten belydeniffen van verfcheide grouwzaamheden op gelyken bloeddorftigen aard; dewelke al vermond of verfchoond waaren met de zelve zagtzinigheid en bermhertigheid, en hunne mifdaaden zoo vergeeffyk gereekent als fchaars geenen naam van mifdaad te verdienen. Ten laatften eenen armen boetvaardigen ezel, met groot berouw, bekende dat gaande eens door de paftoor's weide, weezende gantich hongerig, en bekoord by de aangenaamheid van het gras, he had een weinig afgefchooren, zelf niet meer in maate, als den tip van zyne tong; hy was heel bedroefd voor de zonde, en hoopte.Hoopen! fchreeuwde den vos met uitneemenden yver, wat kond gy hoopen, agter het begaan van een zoo afgryzelyk mifdaad? wat, de paftoors gras eeten! O! heiligfchendery dit, dit is de helfche boofaardigheid, myne broederen, de welke de ftraffe van den hemel op ons hoofd getrokken heeft; dit is den openbaaren zondaar, wiens dood verzoening moet maaken voor al onze mifdaaden, zoo zeggende, hy gebood zyn ingewand voor eene offering, en den overfchot vande dieren gingen met zynen romp noenmaalen. A J bis majesty bad certainly a right to a few filly Sheep, nay, and to the Shepherd too, in a cafe of neceffity. The judgment of the Fox was applauded by all the Juperior Javages; and the Tyger, the Leopard, the Bear, and the Wolf, made confeffion of many enormities of the like Janguinary nature; which were all palliated or excufed with the fame lenity and mercy, and their crimes accounted fo venial, as fearce to deferve the name of offences. At last, a poor penitent Afs, with great contrition, acknowledged, that once go ing through the Parfon's meadow, being very hungry, and tempted by the fweetness of the grass, be bad cropt a little of it, not more however in quantity than the tip of his tongue: he was very Jorry for the misdemeanor, and hoped Hope! exclaimed the Fox, with fingular zeal, what canft thou hope for, after the commiffion of fo heinous a crime? What, eat the Parfon's grafs! O facrilege! This, this is the flagrant wickedness, my brethren, which has drawn the wrath of Heaven upon our heads; and this is the notorious offender, whofe death must make attonement for all our tranfgreffions. So faying, be ordered his entrails for a facrifice, and the rest of the Beasts went to dinner upon his carcafe. 12. ND sb VERCIER ZEL XI. Het Wanfchepzel in de Zon. EENEN ftarkundigen was waarneemende de zon door eenen verkyker, om eene nauwkuurige teekening te neemen vande verfcheide vlekken dewelke op zyn gezigt verfchynen. Terwyl hy was aandagtig op zyne waarneemingen, hy was fchielyk verwonderd met eene nieuwe en ongemeine vertooning; een groot deel van de zon's vlakte was al met eenen overdekt by een wan, schepzel van eene onmaatige uitgestrektheid, en grouwzaame gedaante; het had een oneindig paar vleugelen, een groot getal van pooten en eenen langen en dikken fnuiter, dat het was in't leeven was heel waarfchynelyk ter oorzak van zyne wakkere beweegingen, dewelke den waarneemer van tyd tot tyd volkomentlyk konde befpuuren. Zeeker weezende van de daad (want hoe konde hy faalen in 'tgeene hy zoo klaarlyk zag?) onzen wyfgcer begonde verfcheide wonderlyke befluiten te trekken van zulke vast gestelde zaaken. He reèkende de grootheid van dit buitengewoon dier, en |