fpaanfchen, portugaalfchen, Spanish, port, of franfchen wyn ouden of nieuwen wyn ik drink gaarn port 'tis den beften wyn die inen in Engeland drinkt fchenkt my een glas witten wine or French old or new wine fill me a glass of red wine brim DE TIEN GEBOODEN. I. Gy zult geene andere goden hebben dan my. II. Gy zult uw zelf geene gefnedene beelden maaken, nog eenige gelykenis van iet dat boven in de hemelen is, of beneeden ind' aarde, of in het water onder d'aarde. Gy zult uwzelf voor hun niet neder buigen, nog hun aanbidden; want ik den heeruwen God, eenen eerzugtigen god, brengende de mifdaaden der vaderen tot hunne kinderen, tot het derde en vierde geflagt, voor die my haaten; en bermhertigheid doende tot duizende voor die my beminnen, en myne gebooden onderhouden. III. Gy zult den naam vanden heer uwen God niet ydelyk gebruiken, want den heer zal hem niet ontschuldigen die zynen naam ydelyk inden mond heeft. IV. Weeft indagtig den fabbath-dag, om het heilig te maaken. Zes dagen zult gy aarbeiden, en al uw werk doen. Maar den zevenften dag is den fabbath-dag vanden heer uwen god, in den welken gy niet zult werken, gy, nog uwen zoon, nog uwe dogter, nog uwen knegt, nog uwe dienftmaagd, nog uw vee, nog den vremdeling die onder uw dak is: want in zes dagen den heer maakte hemel en aarde, de zee, en al dat 'er in is, en ruftede den zevenften dag; waarom den heer gebenedydede den zevenften dag en heiligde dien. THE TEN COMMANDMENTS. I. Thou shalt have none other Gods but me. II. Thou shalt not make to thyself any graven image, nor the likeness of any thing that is in heaven above, or in the earth beneath, or in the waters under the earth. Thou shalt not bow down to them, or worship them: For the Lord thy God am a jealous God, and visit the fins of the fathers upon the children unto the third and fourth generation of them that hate me, and fhew mercy unto thousands in them that love me and keep my commandments. III. Thou shalt not take the name of the Lord thy God in vain: for the Lord will not hold him guiltless that taketh his name in vain. IV. Remember that thou keep holy the fabbath-day. Six days fhalt thou labour and do all that thou haft to do; but the feventh day is the fabbath of the Lord thy God. In it thou shalt do no manner of work, thou and thy fen and thy daughter, thy man-fervant, and thy maid fervant, thy cattle, and the ftranger that is within thy gates. For in fix days the Lord made heaven and earth, the fea, and all that in them is, and refted the feventh day; wherefore the Lord blessed the feventh day; and hallowed it. V. Eert uwen vader en uwe moeder, dat gy lang moogt leeven op der aarde, in het land het welk den heer uwen God u gegeven heeft, VI. Gy zult niet dood flaan. VII. Gy zult geen overfpel doen. VIII. Gy zult niet steelen. IX. Gy zult geen valfche getuigenis tegen uwen naaften geeven. X. Gy zult uwen naaften's good niet begeeren, nog uwen naaften's wyf, nog zynen os, nog zynen ezel, nog jet dat hem toebehoord. HET GEBED DES HEEREN, Onzen vader die in de hemelen zyt; geheiligd zy uwen naam; ons toekoowe uw ryk; uwen wille ge fchiede op der aarde, als inden hemel; geef ons heden ons dagelyks brood; en vergeef ons onze fchulden, gelyk wy vergeeven onze fchuldenaaren, en leid ons niet in bekooring, maar verloft ons vanden kwaaden. Amen. V. Honour |