Blz. Reg. (spingezusters) aan de Schikgodinnen. In de fabelleer ontmoet men in het rijk van Pluto drie zusters, Klotho, Lachesis en Atropós, wier taak het was der menschen leven te spinnen; Klotho hield het spinrokken, Lachesis draaide den klos, en Atropos sneed met eene schaar den gesponnen draad door. De dichters geven voor, dat de Schikgodinnen witte, met goud en zijde vermengde wol gebruikten om de gelukkige dagen te spinnen, terwijl de ongelukkige van zwarte wol gesponnen werden. La parque tranché le fil de ses jours, de Schikgodin heeft zijnen levensdraad afgesneden. 105 18 Brouiller, vermengen, verwarren. Men vertale dezen regel met den vorigen aldus : zij sponnen zoo goed, dat het werk der Schikgodinnen met het hare niet kon vergeleken worden, of, zij sponnen zoo goed, dat haar werk dat der Schikgodinnen verre overtrof. Brouiller komt overigens in een aantal toepassingen voor. α Dès que Thétys chassait Phebus aux crins dorés is eene dichterlijke mythologische uitdrukking; men versta door Thetys de zee door Phebus de zon (welke laatste, gepersonnifieerd, wel met vergulde of gouden lokken mag voorkomen, zoo als men bij zinspeling ook zegt de gouden stralen der zon), en aldus zoude men de uitdrukking kunnen oplossen door: zoodra de zon opkwam of opging. Blz. Reg. 105 24 Point de relâche, geene rust. Aurore, Aurora, de dageraad, het morgenrood. Aurora is in de fabelleer dochter van Phebus (Apollo), en de dichters vinden in haar eene bron van schoone zinspelingen. Zij zeggen: zoodra Phebus yan Tethys afscheid heeft genomen (zoodra de zon uit de zee zee zich verheft), bestijgt Aurora haren met vier sneeuwwitte paarden bespannen wagen. De raderen des wagens teekenen in de lucht een spoor, van goud en azuur geschakeerd. De godin, de doorschijnende poorten van het oosten bereikt, en dezelve met hare rozenvingeren ontsloten hebbende, zet zich aldaar op eene wolk neder, om met ongeduld den wagen haars vaders te verbeiden. Weldra meent zij te midden van de harmonie der hemelsche sferen het gebriesch zijner paarden te onderscheiden. Eindelijk ontwaart zij haren vader zelven, en op dezen aanblik stort zij tranen van teederheid, welke de zefirs op hunne vleugelen verzamelen en in daauw op de bloemen verspreiden. S'affubler wil hier zeggen zich kleeden, zich bedekken. Crasseux, vuil, smerig, enz. Appétit geeft in het algemeen een verlangen te kennen tot voldoening der zinnen. Appétit in den zin van eetlust heeft tot eenige spreekwoordelijke uitdrukkingen aanlei Blz. Reg. ding gegeven, als: il n'est sauce que d'appétit. 8 Door réveille-matin wordt hier de haan 9 12 Amender beteekent hier verbeteren. Lutin is de benaming, welke men aan eene soort van booze geesten geeft, die, volgens sommige bijgeloovige menschen, in de huizen terugkomen om wanorde te stichten en de levenden te kwellen; in het Hollandsch zegt men daarvoor: plaaggeest of kwelduivel. Men geeft ook wel aan een kind, dat gaarne veel geraas maakt, den naam van petit lutin. en, 18 Charybde en Scylla waren twee digt bij Biz. Reg. eenig ongeluk te storten, zich eene andere ellende op den hals haalt. Mettre un cheval au vert beantwoordt aan: een paard in de weide doen. Croc, haak; hoewel de laatste c van dit woord in deze beteekenis door velen niet wordt uitgesproken, zoo mag zulks hier evenwel geschieden, om het woord in rijm te brengen met Hoc. In den boertigen stijl alleen komt dit woord voor, en tu me serais hoc beteekent zoo veel als: gij zoudt mij behooren, gij waart voor mij gewonnen spel. Hoc is een term in het kaartspel. Ruser, list gebruiken. Hippocrate, Hippokrates, was de vermaardste geneesheer der oudheid. Les simples. Deze benaming geeft men in het algemeen aan de kruiden, die in de geneeskunde gebruikt worden: geneeskruiden. Simple heeft ook andere beteekenissen. Don, ook Dom, is een eeretitel der heeren in Spanje en Portugal. Coursier is de dichterlijke benaming voor het paard. Gratis, om niet, kosteloos, gratis. Ruade heet men den hoefslag of achteruitslag van een paard of eenen ezel. Blz. Reg. 107 23 Marmelade wordt bereid van het sap, of het vleesch, van verschillende vruchten, ZOO als van abrikozen, kweën, pruimen, gekookt met suiker, kaneel enz.: ingesuikerde boomvruchten, gelei van vruchten. Men zegt ook, voor appelmoes, marmelade de pommes, en spreekwoordelijk vertale men mettre en marmelade, door in duizend stukken slaan, verbrijzelen. 24 Mandibule is de anatomische term voor machoire, kinnebak. 27 Faire l'herboriste, voor kruidkenner doorgaan. Faire komt dikwijls, aldus gebruikt, voor; zoo zegt men: faire l'enfant voor zich kinderachtig aanstellen, faire le grand seigneur voor den grooten heer spelen, enz. Boucher is eigenlijk vleeschhouwer; men geeft echter ook die benaming aan een' onkundig' wondheeler. 28 6 Pour tout potage zegt men in den gemeenzamen stijl voor pour toute fortune. Potage is overigens soep, potagie enz. 13 Le quart d'une obole, het geringste, het minste deel; men raadplege blz. 217. 21 De diamant wordt hier om zijne hardheid vermeld; om die zelfde reden noemt men het hart eens ongevoeligen menschen ook wel cœur de diamant. 9 Se mettent en quéte, beginnen hunne nasporingen, of liever hier, gaan op de jagt. |