Page images
PDF
EPUB

Blz. Reg.

[merged small][ocr errors][merged small]

12

23

king dessus l'herbette, in onrijm zoude dessus, bijwoord, de plaats van sur, voorzetsel, niet mogen bekleeden.

Musette is nogmaals een landelijk blaasspeeltuig; men noemt het bij ons zakpijp, ook wel doedelzak.

Le char du soleil, de zonnewagen, is eene mythologische uitdrukking. Als vader des lichts wordt Apollo Phebus of Zon geheeten, en voorgesteld op eenen vurigen wagen, welke door vier driftige paarden

wordt voortgetrokken.

27 Naïade, waternimf, najade, is in de Fabellcer de naam der godinnen der bronnen en rivieren.

7

8

دو

دو

Se mesurer, elkander opnemen of meten. Indien mesurans hier op eene s uitgaat, zoo moete men dit als eene dichterlijke vrijheid aanmerken, om het woord met flancs in rijm te brengen. In ourijm zoude men se mesurant moeten zeggen.

Hérisser, het haar doen oprijzen van schrik, van gramschap.

Ondoyant noemt men iets, dat zich golvend beweegt, zoo als de baren der zee. Men zegt daarom ook: des boucles de cheveux ondoyantes, golvende haarlokken; la crinière ondoyante, de golvende manen: zijnde

Crinière de naam, dien men aan het haar geeft, hetwelk de paarden en leeuwen langs den hals hebben: de manen.

Blz. Reg.

15

32 11 Tanière noemt men de spelonk of het hol, waarin de wilde dieren zich verbergen. Achille en Hector zijn twee groote, elkander zeer vijandige helden, die in het beleg van Troje voorkomen.

[ocr errors]
[ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors]

16 In de Fabelleer komen de Goden dik

[blocks in formation]

15

19

wijls voor, als in de oorlogen der stervelingen deelnemende.

Le chardonneret, de distelrink of putter. Couver, broeden, broeijen of uitbrocijen. Venir à bien, goed uitkomen, wel gelukken.

Coquille beteekent hier eijerschaal. Dit woord heeft overigens eene zeer uitgebreide beteekenis; men verstaat daardoor: schelp of schulp, mosselschelp, slakkenhuis, notendop, enz. Men heeft met dit woord ook vele spreekwoordelijke uitdrukkingen gevormd; zoo zegt men: rentrer dans sa coquille, in zijne schelp kruipen, van eenige onderneming afzien; il ne fait que sortir de sa coquille, hij is nog wat jong, hij komt pas kijken; vendre cher ses coquilles, zijne waren duur verkoopen; portez ailleurs vos coquilles, speld dat anderen op de mouw, maak dat anderen wijs; enz.

Le duvet, het dons.

Il dort le long du jour, hij slaapt den geheclen dag door.

La becquée: hetgeen een vogel met den bek neemt, om het zijnen jongen te geven. Jonquille. Dit is de naam eener wel

Blz. Reg.

[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][merged small]

riekende gele bloem, die in het begin der lente bloeit. In de fabel doelt men alleen op de kleur der bloem.

Fauve, vaal, rosachtig; écarlate, schar laken, scharlakenkleur.

Ermitage beteekent hier eenzaam verblijf. Elders verstaat men daardoor eene kluis of kluizenaars hut.

Moisson, oogst, inzameling of inoogsting van het koren. De tijd dier inzameling, de oogsttijd, wordt ook moisson geheeten. Dit woord komt ook in dichterlijke zinspelingen voor. Zoo zegt men van een' man, die tachtig jaren geleefd heeft: Cet homme a vu quatre-vingts moissons. Moisson de gloire beteekent oogst van roem, moisson de lauriers, inzameling van laurieren, behaling van overwinningen.

Devant leurs tisons beteekent zoo veel als devant leur feu. Men heet tison eigenlijk een stuk brandhout, waarvan een gedeelte verbrand is. Eteindre les tisons, de brandhouten uitdooven; un tison éteint, een uitgedoofd brandhout; étre toujours sur les tisons, altoos in den hoek van den haard blijven zitten.

Egayer, vervrolijken, smakelijk maken.
Grave beteekent hier ernstig, deftig,

tig. Dit woord geeft ook zwaar, gewigtig,
belangrijk te kennen: Une matière grave,
eene gewigtige stoffe, eene zaak van belang ;

Blz. Reg.

un crime grave, eene zware misdaad; l'accent grave, het zware klankteeken; les corps graves, de zware of logge ligchamen, enz. Gentillesse, geestigheid, aardigheid. 35 3 Rollin, een fransch geschiedschrijver.

34 28

[ocr errors]
[merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors]

5

11

12

[ocr errors]

Toutes ses facultés, al zijn verstand, al zijne vermogens. Faculté heeft overigens eene zeer uitgebreide beteekenis.

Conquérant, veroveraar.

Fondateur, grondlegger, stichter.

17 Etage, verdieping.

]

2

Métairie, landhoeve, boerderij.
Millet, mil, gierst.

3 A foison, in overvloed.

7 Il avait beau faire is een gallicismus, hetwelk beteekent: hij mogt doen, wat hij wilde; hoe hij ook zijn best deed

[subsumed][ocr errors][subsumed]
[ocr errors]
[merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

Deze

aan het fransch eigene spreekwijze komt dikwijls voor: Vous avez beau le prier, il n'en fera rien, gij moogt hem bidden zoo veel gij wilt, hij zal het toch niet doen. Bande, bende, troep, menigte enz.

[ocr errors]

A cloche-pied, op één been, hinkende.
Souche, stomp, onderstam

boom.

van

eenen

Feinte, list, looze streek, geveinsdheid.
Sanglier, wild zwijn.

Prodiguer heteekent verkwisten, doorbrengen, opmaken, enz.; hier evenwel wil het zeggen met overdaad geven.

Mécène, Mecenas, was de vriend en raad

Blz. Reg.

[merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small]

13

23

28

30

gever van den romeinschen Keizer Augustus;
hij was een ijverig voorstander der kunsten en
wetenschappen, en de letterkundigen vonden
in hem eenen waardigen vriend.
De vleijers

konden dus hier den rijken man wel geen'
meer vereerenden naam geven.

een

Parc, perk, lustbosch, diergaarde, warande. La hure, het hoofd of de kop van wild zwijn. Men zegt ook la hure du saumon, du brochet, etc.

Nenni wordt in gemeenzamen stijl wel voor non, neen, gebruikt.

Curée. Door dit woord verstaat men het maal, dat men den jagthonden geeft als hun aandeel, wanneer zij zich wel gekweten hebben. In deze fabel beteekent het meer oneigenlijk voedsel.

4 Imbécile, dom, onnoozel,
voudig, enz.

26

27

zwak een

Bru, schoondochter, zoons vrouw.
Gendre, schoonzoon, behuwdzoon.

Ulysse, Ulysses, Koning van Ithaka, bewees door zijne wijsheid en zijne listen den Grieken zeer groote diensten in de belegering van Troje. Na den afloop dezer onderneming keerde hij naar zijn eiland Ithaka terug, doch alvorens daar aan te landen, moest hij gedurende tien jaren overal rondzwerven en vele gevaren doorworstelen. Homerus heeft de lotgevallen van Ulysses beschreven in zijne Odyssee.

« PreviousContinue »